SYNTHESETEKST

Het dagelijks leven, weg van het front 

Vrouwen 

België was toen bezet gebied. Veel fabrieken waren door de Duitsers gesloten waardoor er veel werkloosheid was.Mannen moesten niet vervangen worden, want ze waren er zelf met hopen. De industrie waar vrouwen voorheen actief in waren (textiel) lag plat.                                          Vrouwen werkten enkel tijdelijk, tot het einde van de oorlog of tot dat ze trouwden. Hun werk bood dan ook geen toekomstperspectief.                                                                                Vrouwen speelden een belangrijke rol in de sociale sector. Verpleegsters kwamen uit hoge sociale klassen. Ze hadden in theorie nog steeds weinig te zeggen, maar in de praktijk hadden zij wel het laatste woord over de verzorging en de bedeling van het voedsel. 
Voor enkele vrouwen bood dat oorlogswerk een kans om het huis even uit te gaan en nieuwe inzichten te vergaren.                                                                                                                        Voor het merendeel van de vrouwen veranderde er echter weinig. Mannen kregen na de oorlog algemeen stemrecht, vrouwen niet. Integendeel. Na de oorlog verlangde men naar rust en vrede en greep men terug naar de oude genderrollen. De vrouw kookt, wast en zorgt voor de kinderen. Heel wat vrouwen begonnen wel te werken, maar werden vooral nog als moeder gezien.

Kinderen 

Kinderen vonden inspiratie in de oorlog om te spelen. Ze marcheerden mee met troepen, maakten liedjes over de Duitse soldaten en scheurden posters van de muren. Ook maakten ze toneeltjes over de oorlog. Duitsers waren erg strikt en in sommige steden gold er een verbod op buitenspelen voor kinderen. Zo wilden ze voorkomen dat er niemand ging stelen. Kinderen konden vanaf hun 14 in de gevangenis belanden. Wanneer Duitse officiers echter voor een langere tijd ergens verbleven werden ze meestal wel milder.                                                    School was verplicht maar liep tijdens de oorlogsjaren erg moeizaam bij gebrek aan leraren en of een schoolgebouw. In het beste geval kregen de kinderen enkele uren per dag wat les in de parochiezaal of op café. Kinderen in frontsteden werden geëvacueerd en moesten in Frankrijk, Engeland of Nederland naar een schoolkolonie. Dat was een tijdelijke oplossing van de Belgische regering en diende als noodschool.

Honger 

Heel België werd door honger geteisterd. Iedereen begon uit angst voor honger te hamsteren, wat zorgde voor een groot voedseltekort. Iedereen wilde wat extra geld verdienen en de rijken maakten zich geen zorgen om een paar extra frank. Ze kochten dus eigenlijk de handelaars om. Daarom greep de koning in en zorgde hij voor vaste voedselprijzen. In de steden werden ook soepbedelingen georganiseerd voor behoeftigen. Al het graan dat voorheen langs de haven van Antwerpen binnenkwam, werd nu ook geweigerd. Dat kwam doordat de Britten elke boot richting Duitsland of bezet België tegen gehouden werd. Het voedsel werd allemaal over de gezinnen verdeeld aan de hand van rantsoenkaarten. Daarop werd dan gestempeld wanneer een gezin bv. aardappelen. 


Het frontleven

De oorlog breekt uit in 1914 na de dood op Franz Ferdinand. Wanneer Duitsland het neutrale België binnenvalt, mobiliseert koning Albert het Belgische leger om het Duitse leger tegen te houden. Beide legers graven zich in in de zogenaamde loopgraven. 

Door het regenachtige Belgische weer stonden de soldaten continu met hun voeten in de modder. Ook hadden ze last van ratten, muizen, luizen en vlooien.

Je had aan de ene kant de loopgraven van de geallieerden en aan de andere kant die van de centrale mogendheden. Wat we tussen die rijen vinden, noemen we niemandsland of neutrale zone.
De loopgraaf het dichtst bij de vijand noemen we de frontlinie. Hier was het meeste actie: soldaten schoten op de vijand en vielen de overkant aan. Soldaten wisselden af, ze moesten telkens enkele dagen in de frontlinie, dan in de tweede linie en daarna hadden ze rust. Het leven in de loopgraven was vaak enorm saai, soldaten probeerden de verveling tegen te gaan door te kaarten, dutjes te doen of brieven en gedichten te schrijven.
Beide partijen deden raids, die waren evenveel om verveling tegen te gaan en strijdlust op te wekken als om daadwerkelijk vijandelijke loopgraven over te nemen.
Daarnaast was het leven aan het front ook enorm traumatiserend. Door de weinige rust en de vele bombardementen liepen vele soldaten trauma's op.

Aan beide kanten waren de soldaten erg jong. In vele landen was er dienstplicht, wat betekende dat mannen verplicht het leger in moesten vanaf 21 jaar. Die leeftijd verlaagde doorheen de oorlog. Daarbovenop kozen jongens er vrijwillig voor om in het leger te gaan. Hierbij werd de leeftijd van de soldaten niet erg streng gecontroleerd. (Weetje: De jongste soldaat was slechts 12 jaar oud)


Extra:

Op kerstdag in 1914 legden beide partijen inofficieel hun wapens neer. Deze gebeurtenis staat bekend als de kerstbestanden. De soldaten kwamen in de neutrale zone samen om te voetballen, kerstliederen te zingen en zelfs cadeautjes te geven.


Technische vernieuwingen

Om de winnende hand in de oorlog te hebben, moesten de partijen steeds vernieuwen. Zo werden der tijdens de Eerste Wereldoorlog een heel aantal nieuwe uitvindingen gedaan. Aangezien gedurende de 4 jaar van de oorlog de volledige economie van elk land in teken stond van de oorlogvoering, was hier ook geld voor.

Vlammenwerper

Een eerste belangrijke nieuwe uitvinding is de Duitse vlammenwerper. Deze werd voor het eerst gebruikt in februari 1915 bij de Slag van Verdun. De vlammenwerper was een zeer krachtig wapen in de loopgravenoorlog. Bommen of granaten zorgden voor vele dode soldaten in de loopgraven, maar verwoestten tegelijkertijd ook die loopgraven en uitkijktorens. Vlammenwerpers maakten de overname van deze loopgraven van de Duitsers mogelijk.

Gifgas

Een andere Duitse uitvinding, voor het eerst gebruikt in Ieper in april 1915, was het gifgas. Hoewel het gifgas al enkele dodelijke slachtoffers maakte, was deze uitvinding niet succesvol door de snelle nieuwe uitvinding van het gasmasker. De Duitsers moesten op zoek naar een nieuw gas en introduceerden het mosterdgas. Gasmaskers waren niet opgewassen tegen deze geelbruine vloeistof die ervoor zorgde dat longen, huid en ogen verbrandden.

Tanks

Als reactie op de gifgassen kwamen er de tanks. Deze robuuste voertuigen van enkele tonnen zwaar werden als zeer onaangenaam om te besturen ervaren. Er was nauwelijks ruimte in de tank en je kon hier zeer moeilijk ademen. De tanks waren echter vooral succesvol in WOll, toen ze geperfectioneerd en in grote aantallen gebruikt werden. Tijdens de Groote Oorlog reden ze nog geregeld vast in kraters en hadden ze nog te veel technische onvolledigheden.

Vliegtuigen

Net zoals de tanks werden (voornamelijk Britse) vliegtuigen voor het eerst als oorlogsmiddel ingezet in de Eerste Wereldoorlog, maar werden het pas echt geduchte wapens enkele tientallen jaren later. Dit kwam opnieuw door het gebrek aan technische afwerking. Gevechtsvliegtuigen werden uitgerust met mitraillettes en andere vliegtuigen werden gebruikt om luchtfoto's van vijandelijke formaties te nemen. De Britten beschikten in WOl echter nog niet over parachutes en dus stortten vele piloten zich te pletter.

Conclusie

Tijdens de Groote Oorlog werden behoorlijk wat nieuwe wapens en uitvindingen ingezet. Omdat de economie volledig in functie stond van de oorlog, was dit mogelijk. Helaas waren vele uitvindingen of wapens technisch nog niet perfect. Dit zorgde ervoor dat de bijdrage van deze materialen vrij beperkt bleef. Pas in WOll zouden ze geperfectioneerd worden en dus veel beslissender worden.


De vreselijke tol

Vier jaar lang werd België geteisterd door de vreselijke oorlog. Dat bracht vanzelfsprekend heel wat afschuwelijke gevolgen met zich mee. De ravage was amper te overzien na deze jarenlange kwelling vol hongersnood, chemische wapens, kogels die om de oren vlogen, heimwee en helaas nog zoveel meer. Toen de Groote Oorlog eindelijk tot een einde kwam, was het tijd voor ons land om de ongelofelijke rekening op te maken. 

Dodentol

Tijdens de Groote Oorlog werden heel wat Belgische soldaten ingezet om het vaderland te verdedigen. Ongeveer zo'n 267 000 dappere mannen trokken na het ontvangen van hun oproepingsbrief richting het modderige front. Bijna 13 800 mannen keerden nooit meer terug naar huis omdat ze gruwelijk vermoord werden of stierven aan letsels of ziekten. Er was helaas nog een andere reden waarom sommige gezinnen hun zonen of vaders nooit meer terugzagen: heel veel soldaten geraakten vermist. Ze waren bedolven onder puin of hun stoffelijke resten werden nooit geïdentificeerd. Ook deze groep soldaten - ze waren met ongeveer 34 700 - bleven voorgoed achter in de oorlog. Dat betekent dat bijna 50 000 Belgische soldaten het leven lieten tijdens deze vier jaar. 

Het is tevens belangrijk om kritisch te staan tegenover deze aantallen. Het zijn zogenaamd officiële cijfers die vrijgegeven werden door de staat, maar het is vrijwel onmogelijk om elke soldaat terug te vinden of te tellen. Sommige vermisten leerden bijvoorbeeld een nieuwe vrouw kennen en vluchtten als een dief in de nacht samen met haar om elders een nieuw leven te starten onder een andere identiteit. Anderen werden onder het metersdiepe oorlogslandschap nooit meer teruggevonden.

De veldhospitalen: fysieke letsels en ziekten

Veldhospitalen werden aan sneltempo enkele tientallen kilometers van de frontlinie vandaan opgezet. Daar werd de oorlog pas echt zichtbaar: verpleegsters, ambulanciers, brancardiers, chirurgen en dokters waren dag en nacht in de weer met soldaten die werden binnengebracht. Dat kon om verscheidene redenen zijn. 

Sommige soldaten geraakten ernstig gewond tijdens een offensief en verloren daardoor een oog of een ledemaat. Vaak kwam alle hulp te laat en waren de dokters genoodzaakt een been of arm af te zetten. Daardoor moesten de soldaten voorgoed met een rolstoel, krukken of een prothese door het leven. 

Ook kwamen veel zieke soldaten de veldhospitalen binnen. De erbarmelijke omstandigheden waarin de soldaten in de loopgraven moesten leven, zorgden voor sluimerende ziektes. Loopgravenkoorts kwam het vaakst voor: het werd door luizen veroorzaakt. Bovendien kon men last krijgen van de zogenaamde loopgravenvoet. De voet stierf langzaam af door de continue nattigheid en koude. Daarnaast werden veel soldaten ziek door een chronisch tekort aan (gevarieerd) voedsel en schoon water. Daarbovenop aten ze steeds van vieze lepels en onhygiënische potten waar vaak de ratten al aan hadden geknaagd. Daarnaast hadden veel soldaten vreselijke brandwonden en geïnfecteerde ogen of luchtwegen door het gebruik van het nieuwe mosterdgas. Bovendien maakten soa's een grote opmars. De soldaten waren ver van huis en ze misten genegenheid en affectie. Die gingen ze dan opzoeken bij de meisjes in het café, met alle gevolgen van dien. 

Helaas waren er niet alleen fysieke kwaaltjes. Door de jarenlange teistering en het leven in angst en het donker, kwamen de soldaten er ook mentaal onderdoor te zitten. Ze werden gek van het geweld en de schrik voor het leven. Deze zogenoemde 'shell shock' werd in de eerste plaats niet serieus genomen door de veldhospitalen. Dokters vonden het maar aanstellerij en stuurden de mannen al gauw weer naar het front. Pas jaren na de oorlog werd duidelijk hoe getraumatiseerd de soldaten waren en dat ze de gevechten in de loopgraven levenslang zouden meedragen in hun herinneringen.

© 2019 Worlds Collide. Alle rechten voorbehouden.
Mogelijk gemaakt door Webnode
Maak een gratis website. Deze website werd gemaakt met Webnode. Maak jouw eigen website vandaag nog gratis! Begin